Ook door kleine raampjes schijnt de zon

Een stadsbrouwerij met een dorpse twist
22 augustus 2022
Hellup, mijn bier versch(r)aalt!
2 januari 2023
Een stadsbrouwerij met een dorpse twist
22 augustus 2022
Hellup, mijn bier versch(r)aalt!
2 januari 2023

In haar laatste roman ‘Gemmetje Victoria’ blikt schrijfster Yvonne Keuls terug op haar periode in de Haagse Schilderswijk, waar ze werkte met gestrande jongeren. Daar ontmoette ze de zusters Zus en Truus, beiden afkomstig uit Tilburg. Veertig jaar later ontmoet ze Truus opnieuw, dit keer bij de Zusters van Liefde aan de Oude Dijk.

Negentig jaar is de schrijfster inmiddels, maar nog steeds in hippe spijkerbroek en gympen, de haren mooi rood gekleurd. “Ongelooflijk hoe blij ik ben hier te zijn,” neemt de krasse Keuls direct de regie in handen tijdens deze bijeenkomst met ruim vijftig zusters en andere toehoorders. Zus is helaas overleden, maar Truus is wel aanwezig. Zojuist hebben de twee elkaar voor het eerst sinds jaren weer in de armen gesloten.

‘Gemmetje Victoria’ gaat over een meisje dat al in tal van opvanghuizen en psychiatrische inrichtingen heeft gewoond als ze in de jaren zeventig met Yvonne in contact komt. Vijfentwintig jaar trekt deze met haar op en in die tijd leren ook de zusters Zus en Truus het meisje goed kennen. Keuls: “Ze was een beschadigd kind waarvan je hield, terwijl ze alles fout deed en jatte als het leven.” (Gelach) “Maar ze wist gewoon niet anders. Truus was een groot voorbeeld voor mij. Ze leerde mij dat je iedereen moet nemen zoals hij of zij is. En daarbij had ze een groot rechtvaardigheidsgevoel.” Waarop Truus reageert: “Dit ging om mensen die hun hele hebben en houwen in één plastic tasje bij zich droegen. Kon je die buitensluiten? Dat zou een hele zware straf zijn geweest.”

‘Zus was misschien wel de eerste kraker in Den Haag.’

Zowel Zus (die eigenlijk zr. Leonardi heette) als Truus (haar echte naam maar ze werd ook wel ‘Truus van de huiskamer’ genoemd) spelen belangrijke rollen in het boek. Zij regelden opvangplekken voor mensen die nergens meer terecht konden. In het boek hanteert Keuls voor hen geen gefingeerde namen en dat is bijzonder. Keuls: “Waarom niet? Zij hebben enorm nuttig werk gedaan. Insiders kennen hen ook nu nog.”

Vliegende non

Zus was uit heel ander hout gesneden dan Truus. Twee totaal verschillende karakters die regelmatig botsten. “Zus was een pittige meid en een kleine aap,” typeert Keuls haar. “Feitelijk was ze de eerste kraker in Den Haag. ‘Laat die bulldozers maar komen’, hoor ik haar nog zeggen. Zo joeg ze veel mensen tegen zich in het harnas, maar dat was nu eenmaal haar methode. Truus was bedachtzamer, zocht meer het overleg.” Zus werd ook wel ‘de vliegende non’ genoemd omdat ze op haar brommer door Den Haag sjeesde. Motorjas over haar habijt, een veel te grote helm op haar hoofd en een bril die ze van een lid van de Hells Angels had gekregen. “Van haar heb ik geleerd om je vast te bijten in de dingen waar je echt in gelooft. ‘Je moet het gewoon doen, dan zal je zien dat mensen je komen helpen,’ zei ze. Dankzij die gedachte kon ik ooit een meisje uit een psychiatrische inrichting weghalen, waarna Truus twee jaar lang voor haar zorgde. Dat was wel op het randje hoor.”

Terugblikkend op die Haagse jaren realiseert Truus zich dat ze veel heeft (af)geleerd: “Je leert enorm waarderen. Het is onvoorstelbaar dat mensen die helemaal niets hebben, toch de moed kunnen opbrengen om naar de dag van morgen te gaan. Zo zie je maar, ook door kleine raampjes schijnt de zon. “

Foto’s: Theo van Etten