‘Ik kan me heel goed níet nuttig voelen’

‘Valkenier zijn is meer dan een hobby’
3 oktober 2017
‘Valkenier zijn is meer dan een hobby’
3 oktober 2017
Vier jaar geleden nam Hülya Poels het stokje over van haar vader, Gerrit (Pater) Poels. Sindsdien zwaait zij de scepter in ‘PoelsPollepel’, waar zij samen met 23 vrijwilligers de broodverdeling regelt, een tafelgesprek houdt of andere concrete hulp aan de kwetsbaren van onze samenleving biedt. Benieuwd naar haar drijfveren schoof ik bij Hülya aan.

 

Je vader toonde zich laatst verheugd dat iemand zijn ‘geschifte’ werk wilde voortzetten. Heb jij dezelfde drijfveren als je vader?
‘Nee, bij mijn vader was het altijd de pure barmhartigheid en liefde voor zijn medemens dat hem dreef. Tot in het extreme soms. Dat heb ik niet. Het werk dat wij doen is natuurlijk broodnodig, maar dat staat los van mijn persoonlijke motivatie.’

Wat is het dan voor jou?
‘Uiteindelijk doe ik het voor mijn ouders. Dat klinkt als een opoffering maar zo voelt het niet. Zij zijn heel bijzonder voor mij. Samen met vijf broers en zussen ben ik opgegroeid in hun pleeggezin. Zij hóefden niet voor mij te zorgen maar hebben dat toch gedaan. Uit pure liefde, ze doen gewoon wat nodig is. Daarnaast geloof ik voor 1000 procent in hen en in hun werk, anders zou ik dit niet kunnen doen. Daarom voelt het heel natuurlijk.’

Hoe kreeg jij het idee om het levenswerk van je vader voort te zetten?
‘Op een gegeven moment merkte ik dat mijn vader onzeker werd. Hij zocht bevestiging voor het ‘gedoetje’ waar hij en mijn moeder mee bezig waren. Werd hun werk nog wel op waarde geschat? De gedachte dat hij met dit gevoel zou blijven zitten ging er bij mij niet in. Niet na al die opofferingen. Niet nadat wij hem al die jaren hadden moeten missen en delen met anderen. No way.
Op een dag begon hij erover. Dat mijn moeder en hij een dagje ouder werden en hij overwoog om er maar eens mee op te houden. Zijn ogen vertelden natuurlijk heel wat anders. Toen stelde ik hem voor de keuze: Wil je stoppen? Of wil je dat wat hier gebeurt doorgaat, zonder dat jij er nog van alles aan hoeft te doen? Nou, daar had hij niet veel bedenktijd voor nodig.’

Vond je dat een realistische gedachte?
‘Zeker. Mijn vader heeft in al die jaren zóveel draagvlak opgebouwd. Ik wist dat dit werk bestaansrecht zou blijven houden, mits het goed gefaciliteerd zou worden. Dat ik daarvoor in beeld kwam, was eigenlijk wel vanzelfsprekend.’

Waarin verschilt jouw aanpak van die van je vader?
‘Ik kan me heel goed níet nuttig voelen. Ik bedoel: ik doe iets tot in de kern of ik doe het niet.
Mijn vader is echt een drager van de armoede. ‘BroodNodig’ is ooit ontstaan uit nazorg. Een plan had hij niet, het ontstond van onderaf. Ik denk dat ik daar realistischer in ben. Wat mijn ouders allemaal doen zal ik nooit kunnen evenaren, maar hopelijk leidt mijn aanpak tot hetzelfde resultaat.’